De bes in de vierde regel kun je ook met je ringvinger spelen. Aan het eind van dat groepje moet je dan met je wijsvinger over je duim stappen.
Je kunt verschillende vingerzettingen gebruiken in dit liedje. Misschien vind jij het wel makkelijker om de bes in het tweede boogje met je pink te spelen.
Bij de eerste twee boogjes in de tweede regel is iets bijzonders aan de hand: het eind van het eerste boogje is eigenlijk meteen het begin van het tweede boogje. Als je datzelfde truukje gebruikt bij het slot, kun je het liedje steeds blijven herhalen.
Voor de begeleiding van dit liedje heb je maar 3 toetsen nodig: de f, de bes en de c. In de derde en vierde regel staan steeds drie noten boven elkaar. Je moet deze drie noten steeds tegelijk spelen. Het makkelijkst gaat dat als je de bovenste twee steeds met je rechtehand speelt, en de onderste twee met je linkerhand.
De overgang naar het volgende akkoord valt steeds precies op een kort akkoord. Dat is behoorlijk lastig. Als je dat ene akkoord steeds weglaat (dus d 'a' van a - wee - ma - weh) kun je het hele liedje misschien nog net iets sneller spelen. (Voor alle zekerheid: je speelt elk akkoord dan steeds 7 keer.)